Return of the Dominator
- vanwolleghemroland
- 29 jan 2023
- 16 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 7 feb 2023

Deze titel had ik al lang in gedachten. Hij schoot door me heen toen ik enkele maanden geleden in Marokko aan het begin van een prachtige afdaling stond, en ik mijzelf beloofde hier terug te keren met de motor. Het draaide anders uit, maar de titel bleef bruikbaar zij het in een andere betekenis.

Vrijdagmorgen, 8 januari treffen we elkaar in de luchthaven van Fes. De motoren hebben op een aanhanger de reis gemaakt, wij zijn veel comfortabeler per vliegtuig overgevlogen. Op de parking worden de motoren afgeladen en kleden we ons om. De laatste dagen heeft het hier fel geregend, maar het ziet er naar uit dat we het even droog kunnen houden nu. In de verte hangen wel donkere wolken boven het Atlasgebergte. We besluiten de regenpakken nog niet aan te doen om de weergoden niet te provoceren.

Eerst nog voltanken, en als we daar net mee klaar zijn komt Werner
langs om te zeggen dat we een andere route dan die we eerst hadden afgesproken moeten nemen, die is afgesloten wegens hevige sneeuwval. Nu gaan we dus via Sefrou over de Atlas. Even daar voor bij is de weg eveneens verspert, en de politie laat niemand door.
Na wat gepraat mogen wij met de motoren toch door, met de belofte dat we terugkeren als het niet lukt. Niks aan de hand eerst, van thuis zijn we ook wel wat sneeuw gewoon. Hoe hoger we rijden, hoe witter het echter wordt, tot uiteindelijk de baan volledig dichtgesneeuwt ligt. Vanaf hier wordt het echt uitkijken, want op de hoogvlakten heeft de wind de sneeuw op hopen van zoān 20 cm geblazen. De wind blaast de sneeuw ook door de kieren van mijn helm binnen, zodat het vizier van binnen bevriest. Als de ondergrond dan ook nog bevroren is val ik de eerste keer om. Niks erg, de motor en ik zijn goed beschermd, en de snelheid is laag. We komen enkel nog autoās tegen met sneeuwkettingen, de andere zitten vast in de berm. Verderop komt ons een sneeuwruimer ons tegemoet. In eerste instantie ben je daar blij om dat er nu minder sneeuw ligt, nadeel i s dat de bevroren ondergrond nu volledig bloot ligt met klompen sneeuw er bovenop. Weer onderuit. Zo gaat het nog een 20-tal kilometer verder tot we in een dorpje komen, Boulemane. Daar is de klimmende hoofdstraat spekglad, we zien de voetgangers voor ons uitglijden. Aan de kant een bordje āroute barrĆ©ā, maar dat kennen we al van de vorige post.
Hier is het menens, de slagbomen zijn op slot, en de wachter is niet om te praten. We moeten wachten tot er een konvooi met sneeuwruimer passeert, misschien vanmiddag nog, of morgenvoormiddag. Terug is ook geen optie, want de pas achter ons is ook dicht gesneeuwd. Daar het al 16.00h is besluiten we maar wat te eten in het lokale restaurant. Soep, kip met friet
maar eerst thee natuurlijk. De dames zetten de kachel dicht bij ons en willen hun klanten duidelijk verwennen. Voor de jeugd buiten zijn de motoren en quad een attractie, en ze komen beleefd vragen of ze fotoās mogen nemen. Het wordt nu duidelijk dat we hier vastzitten, dus moeten we een onderkomen vinden. Er is geen hotel hier, enkel een vakantiepark met enkele logementen; kleine stenen gebouwtjes, 3 bedden er in, geen dekens, geen verwarming. We gaan nog even in het politiekantoor informeren, maar die weten ook niks. Wel kunnen ze ons aan gesmokkelde wodka helpen tegen 1 dollar per fles. Uiteindelijk komt de burgemeester met een oplossing, hij heeft plaats gevonden bij iemand thuis. De motoren kunnen in een schuurtje staan, wij worden via een klein stalletje en een betonnen trap in de woonkamer geleid.

We krijgen de keuze uit 2 onverwacht grote en rijk versierde kamers. Bescheiden als we zijn opteren we voor de grootste. Rondom de kamer staan grote zitbanken waarop we comfortabel kunnen slapen. Maar natuurlijk niet vooraleer we thee gedronken hebben, en dan nog koffie met een schaal zelfgebakken koekjes, en nog thee.

Dan word volgens ritueel de handen gewassen, en moeder en vrouw van gastheer Moustapha komen uit de keuken met de ene na de andere grote schotel met eten. De oude houtkachel wordt regelmatig bijgevuld met grote blokken, de koude weg is lang vergeten. We krijgen nog bezoek van een official die onze gegevens wil registreren op de achterkant van een oud papiertje, 2 politieagenten komen nog eens vragen of we die wodka echt niet willen, en ook de broer van Moustapha wil ons eens komen bekijken.

Zo wordt het gezellig laat, en de lange dag begint door te wegen. We worden in bed gestopt en om de nacht door te brengen krijgen we elk 4 dikke dekens die netjes ingepakt zijn. Het lijkt veel, maar zelfs met onze kleren aan liggen we nog niet te zweten in deze onverwarmde ruimte. Net als we in bed zitten valt de elektriciteit uit, maar de kaarsen staan klaar want dit zijn ze hier gewend. Voor ons maakt het niet meer uit, onze ogen zijn al toe.
Zaterdag 9 januari
Fel licht in de ogen. Wakker. Er is terug elektriciteit, en de lichtschakelaar stond nog aan van gisteren. Moustapha komt ons lachend goedemorgen wensen en ons uitnodigen voor het ontbijt. Door het raampje zien we een stralend blauwe hemel en de zon, goed nieuws! Geen croissants uiteraard, maar de typische platte ronde broden met thee zoals ze die alleen hier kunnen zetten, olijfolie om in te soppen en alomtegenwoordige olijven. Er is ook een lekkere confituur, en als we er moeder er een complimentje over maken komt Moustapha lachend met de pot van de supermarkt af. Als we dan ook nog allemaal de badkamer/toilet gepasseerd zijn ā sorry, geen warme douche- is het tijd om te gaan kijken of er een konvooi met sneeuwruimer komt. Ergens tussen 10 en 11 uur weet men ons te vertellen, dus nog even geduld. De anderen rijden door naar Er Rachidia, ik keer terug naar Fes. De reden voor deze drastische beslissing is dat ik een vlucht vroeger heb, en op de dag van mijn terugkeer is er weer hevige sneeuwval voorspeld voor de Atlas. Om niet het risico te lopen in mijn eentje op een besneeuwde bergpas vast te komen zitten besluit ik dat dit het verstandigst is. In Fes zal ik proberen mijn vlucht om te boeken, voor mij geen zand deze keer.

We nemen afscheid van elkaar en ik sluit mij aan bij de rij wachtende autoās richting Fes. De bewakers bij de slagboom nodigen me uit bij het houtvuurtje te komen zitten in hun hokje.
Steevast krijg ik hetzelfde antwoord als ze horen dat je van BelgiĆ« komt. āAh, la Belgique, Flandres! Jāai de famille lĆ -bas!ā Ik kan er niet verwondert over zijn. Ze vertellen dat de pas nu berijdbaar is, maar met nog veel ijs over 25 km. Ik voel er niks voor om de Dominator weer enkele malen recht te zetten, en overweeg een andere mogelijkheid. Die dient zich aan in de vorm van een Pick up truck met lege laadbak. Ik vraag de chauffeur of de motor mee kan, wat geen probleem is. In mijn topkoffer heb ik nog een stuk touw en een zware elastiek waarmee we de motor vastleggen. Zelf moet ik mee in de cabine, wat niet zo evident is als er al 2 corpulente heerschappen inzitten. Met de nodige goede wil en een schoenlepel lukt het, en ik krijg nog pindaās en dadels aangeboden op de koop toe.

Na een half uur wachten gaat de slagboom open, en zet de colonne zich rokend en stinkend in beweging. De weg waar gisteren nog veel sneeuw lag is nu helemaal vrij, alsof er nooit sneeuw geweest is. Het verwondert mij dan ook dat mijn chauffeur traag blijft rijden. Hij had beloofd voorzichtig te zijn, maar dit is toch wel wat overdreven. Na een 3-tal kilometer komt het antwoord in de vorm van een hevig brobbelend geluid van de motor. De auto gaat langs de kant , de motorkap open, en het probleem is mij onmiddellijk duidelijk. Uit de radiator stroomt water, uit de veiligheidsdop stoom. Aan antivries hebben deze mensen nooit gedacht, en nu is de radiator dichtgevroren. Ze beginnen te klungelen aan de motor, vragen of ik sleutels bij heb en beginnen allerlei verkeerde stukken te demonteren. Ik kan het niet aanzien en wil helpen, maar wordt vriendelijk geweigerd. Ze besluiten dat het stuurhuis schoonmaken de oplossing is, en kruipen tevreden terug in de auto. Dit ritueel herhaalt zich enkele malen, telkens met en andere vermeende oplossing. Na zowat 2 uur ben ik het beu, en aangezien de weg er toch goed bij ligt stel ik voor om de motor af te laden en hulp te zoeken in het volgend dorp. Ze helpen met het afladen, maar van de hulp willen ze niet weten, ze redden het wel alleen. Eindelijk kan ik nu van de bergpas genieten, en stuif vrolijk gas gevend langs enkele tientallen andere antivriesloze autoās in de berm. Waar we gisteren nog werden tegengehouden, beantwoord de agent nu mijn opgestoken hand met een glimlach en de hand op het hart; Marokkaanse vriendelijkheid. Wat verder vult een wegenwerker met een emmer steengruis de vele putten in de
weg. Ook hij antwoord met opgestoken hand en buldert ā Bon voyageā in mijn helm, daarbij een gebit tonend dat een tandarts zijn jaar goedmaakt. Ook mijn dag kan niet meer stuk.
Eerste doel in Fes is restaurant Taslit te zoeken. Daar kan ik de motor stallen als ik terugkeer, en ik kan er misschien ook overnachten. Ik heb het adres, dus dat moet lukken. In mijn naïviteit heb ik iets over het hoofd gezien: Fes is een stad met 2 miljoen inwoners, en navenant groot. 2 uur, 3 politieagenten en een taxi later zoek ik nog steeds, terwijl het al donker is geworden. Als ik voor de 2de keer een taxi aanhoud komt er een omstaander zich mengen. Hij kent het restaurant en zal mij voorrijden. Of ik hem wel eerst per motor naar zijn enkele straten verderop geparkeerde wagen wil brengen? Geen probleem voor mij, wel voor de Dominator die dermate onder het gewicht van de man in de veren zakt dat ik hem slechts met de grootste moeite van de zijpikkel krijg. We komen vlug bij het restaurant, iets van de betere klasse. Wat zich ook vertaalt in de prijs die ik betaal, het 10voudige van de gangbare prijzen. Mijn weldoener offreert mij een plaats bij hem thuis, hij heeft naar eigen zeggen een exquise kamer voor gasten, ik mag tevreden zijn dat ik hem ontmoet heb. Dit ruikt verdacht natuurlijk, maar op dit uur heb ik geen keuze en ga op zijn aanbod in. Voordeel is wel dat de motor in een beveiligde garage kan staan. Hij woont inderdaad in een heel mooi appartement, maar om mij slaapplaats te geven moeten zijn zoontje en 2 vrouwen ( de 3de woont in Frankrijk hoor ik later) van het bed en van voor de TV. Ik heb tenminste een onderkomen en wil er verder niet over nadenken. De man biedt mij een paar nieuwe leren pantoffels aan als huisschoenen, uit vriendschap, al blijft hij heel erg aandringen om ze mee te nemen naar België tegen een vriendenprijs. Ik wimpel hem af en stoor er mij niet aan,eerst slapen.
Zondag 10 januari

Voor mijn eerste dag hier heb ik mij voorgenomen de stad en omgeving vluchtig te verkennen. Ik kom als vanzelf langs het koninklijk paleis, rijd verder voorbij de souks langs alle handelaars en passeer een enorm groot kerkhof, waar mensen met busladingen toekomen. De levende uiteraard. Ik kies op goed geluk een weg die naar de bergen leid met mooie zichten over de stad. Al vlug laat ik alle drukte achter me en geniet, maar met mate wegens de motregen en koude. 2 dalen verder gaan de asfaltwegen van zeer goede kwaliteit over in slecht onderhouden wegen. De overvloedige regenval van de laatste dagen zit hier zeker voor iets tussen. Grote stukken asfalt of zelfs de hele weg is weggespoeld, bij kruisingen met rivieren zijn de wegen
overstroomd of bedekt met een laag modder. Bij een doorgang door een dorpje staat het hele centrale plein blank, met uitzondering van een klein pad aan de rechtse kant. Daar drijft een jongen een zwaarbeladen ezel voort. Ik wacht tot ze over zijn om vrij baan te hebben, maar het jongentje blijft staan om me door te laten, en ook de ezel doet waar hij goed in is: koppig blijven staan. Ik waag mij toch het pad op, en een flinke scheut gas doet het beest even opzij gaan. Dan pas zie ik de enorme modderkuil die hij verborg. Op de terrasjes links en rechts zitten een twintigtal mannen met spanning toe te kijken. Ik gun ze niks, en met flink gas en evenveel geluk kom ik droog aan de overkant. Ik behoud mijn eer en droge kleren, of zo lijkt het althans, want ik voel de smurrie in mijn botten binnen gutsen.

Als tegengewicht voor deze primaire pleziertjes wil ik ook nog wat cultuur zien, wat hier aangeboden wordt als de stad Volubilis, een Romeinse stadsruĆÆne van 40ha groot. Cultuur is goedkoop hier , voor amper 10 dirham, nog geen euro, kan ik vrij rondwandelen op dit immense terrein. Als ik niet vrij wil rondwandelen kost het me nog 25 dirham extra voor de gids. Pas na veel keer nee zeggen kan ik alleen vertrekken. Van de meeste gebouwen is nog enkel het grondplan bewaard, maar toch staan er nog stukken genoeg overeind om de site interessant te maken. De beheerders laten alles hier wel op een hoop liggen zonder te restaureren
wat jammer is. Door de regen zijn er weinig bezoekers, en de enkelingen die mijn pad kruisen kijken mij verbaasd aan. Het feit dat ik mijn regenpak aanheb, en mijn helm op kan hiervan een oorzaak zijn.
In ieder geval blijf ik droger dan veel anderen in officieel geaccepteerde āsafari outfitā. De mooiste stukken hier zijn ongetwijfeld de vloermozaĆÆeken waarvan sommigen prachtige kleuren bevatten. Na 2 uur keer ik terug via Meknes. Een tankbeurt onderweg leert me dat het hier bijzonder goedkoop rijden is. Niet alleen kost benzine hier minder dan een euro, ook de motor verbruikt opmerkelijk weinig. Ik vermoed dat ik te voorzichtig rijd door de regen en modder op de weg. Iets waar ik wat later dankbaar voor ben, want ik kom mijn eerste Afrikaanse flitspaal tegen. Of het ding veel nut heeft als het door 2 bomen overgroeid is weet ik niet, maar ik wil het niet uittesten.
Terug in Fes stop ik in een supermarkt om wat sokken, tandpasta en tandenborstel te kopen. Daar ik te vroeg ben teruggekeerd, zit ik zonder bagage, want die is samen met de Toyota 's verder richting Er Rachidia aan het reizen. Een feit waar ik niet te zwaar aan til, de mensen die in mijn directe omgeving komen de volgende dagen misschien des te meer. Ook een lader voor mijn GSM moet ik dringend gaan zoeken. Hiervoor ga ik ās avonds weer de souks in. Met de motor laveer ik tussen kraampjes, mensen, honden, plassen en autoās. Ondertussen de winkels afspeurend naar zoān kleinood. Tussen 2 openstaande deurtjes zie ik enkele gsmās hangen, en parkeer de motor voor de winkel. Een groot woord voor een kamertje waar je niet met 2 naast elkaar kan staan. De 3 mannen achter de toog vinden wat ik zoek in hun dozen, en willen het ook nog eens testen op mijn GSM. Alles werkt perfect, zelfs de hele resem flikkerende lichtjes op de lader; als het niet blinkt is het niet goed in Afrika. Voor nog geen 5 euro ben ik weer verzekerd van telefoonverbinding met het vaderland. Door deze avondmarkt rijden is een belevenis, alles is hier te koop: van fruit tot juwelen, van schotelantennes tot mooi bewerkte theeketels.
Ik rijd terug de stad in om nog iets te eten. Langs de grote dubbele boulevard, afgezoomd met sinaasappelbomen, en verlichte fonteinen installeer ik mij in CafĆ© de Paris op het terras met de motor naast mij. Niet dat het zo warm is, maar zo kan ik de motor in de gaten houden. Het maakt je echter ook de ideale prooi voor alle venters. Een schoenpoetser bekijkt gretig mijn modderige laarzen en stap met een brede glimlach op mij af, dromend van een dikke fooi. Hij vangt bot, de laarzen zijn nog nat, en ze dan al inwrijven zou nefast zijn. Idem dito voor de verkopers van gekopieerde DVDās, sigaretten, parapluās, parfums, sokken, hemden, dassen, cleenex en de verkoper die met een dampende emmer in een kinderwagen rondrijd want die verstond ik niet. Gelukkig blijft er geen enkele lastig aandringen.
Voldaan keer ik terug naar mijn logement, waar mijn gastvrij aangeboden pantoffels plaats gemaakt hebben voor afgedragen sletsen. De man polst ook nog even of ik het niet erg vind dat hij mijn GSM even leent om naar zijn zieke vrouw in Frankrijk te bellen, en toont mij een uitgebreide collectie afgedragen juwelen die hij als een gunst aan mij wil verkopen. Ik maak hem nogmaals op kordate wijze duidelijk dat ik een logement zocht, en geen winkel. Ik weet niet of hij het begrijpt maar hij zwijgt toch. Ik werk hem de kamer uit en kruip in bed.
Maandag 11 januari
Vandaag heb ik de Medina op mijn programma gezet, de eeuwenoude binnenstad van Fes waar alle oude ambachten te vinden zijn, alsook prachtige moskeeƫn. Aan de buitenrand passeer ik een parking waarvan de bewaker mij luidkeels toeroept om daar te stoppen. Ik ga op zijn aanbod in en parkeer mij onder een boom. De bewaker komt even babbelen en legt mij de weg uit in de Medina, een doolhof van kleine steegjes. Als ik vraag waar ik zilveren juwelen kan vinden komen er dollartekens in zijn ogen en begint hij een heel verhaal af te steken dat het nu feestdag is bij de moslims en er niemand werkt, ook de politie en handelaars niet en ik dus niks te zien zal krijgen in de stad. Gelukkig maar dat hij er is om mij persoonlijk bij enkele vrienden van hem te brengen die zilversmid zijn. Ik ben ontroerd door zoveel geluk dat mij te beurt valt en besluit hem te volgen door de steegjes. Hij troont mij mee naar zijn huis, niet groter dan enkele vierkante meter en schaars bemeubeld, waar ik thee krijg aangeboden. Hij gaat zijn vriend halen, ik blijf wachten bij zijn zoontje die op de LCD tv een programma via de satelliet volgt. Ik kan het eerst niet geloven, maar het is een oud TROS programma, ter land, ter zee en in de lucht, met als presentator een nog jonge AndrƩ Van Duin. Zowel hij als de kandidaten praten perfect Arabisch, een komisch zicht!
Na 20 minuten komt mijn gastheer terug binnen, vergezeld van een jongeman die enkele juwelen meeheeft. Een ongeschoolde, eenvoudige en eerlijke jongen die zelfs geen Frans spreekt, en waar het goed zaken mee doen is wordt mij voorgehouden. De gastheer doet het woord, en als ik als test een grapje maak in het Frans schiet die eenvoudige jongen ook in de lach, foutje! Natuurlijk zijn de duurste juwelen het mooist, en ik moet aandringen om van de goedkopere zelfs maar de prijs te horen. We komen toch tot een compromis, waarbij ik uiteraard te veel betaal, daar kan je donder op zeggen. Een fooi moet ik de onderhandelaar toch geven, want heeft hij mij net niet heel veel geld bespaart? Ik ben niet overtuigd, maar stop hem 50 dirham toe, wat hij pas na aandringen genoeg vind. Ter compensatie wordt ik door zijn vrouw gemeend (denk ik) uitgenodigd voor het middageten. Zij maakt de lekkerste couscous en die moet ik proeven. Nu is het mijn beurt om te liegen, ik vertel ze dat ik deze middag een afspraak heb met enkele vrienden en dus echt niet kan blijven, maar ik moet mijn woord geven dat ik dan morgenmiddag langskom. Terug bij de motor neemt de man mij nog even apart en vertelt mij dat ik hem een groot plezier zou doen moest ik hem nog 10 dirham extra geven. Dat kan ik mij voorstellen ja. Ik breng hem in herinnering dat ik al betaald heb en hij draait zich nors om.

Tijd om nog iets van de omgeving te zien, dus kies ik voor de groene lijntjes op de Michelin kaart in de omgeving van Taounate. Op een kruising sla ik een weg in die uit de stad loopt. Hier passeer ik de mindere kant, het vuil ligt gestort langs de kant van de straat, en ook de hellingen zijn bezaaid met afval. Ik laat me hierdoor niet tegenhouden, en ook niet door de koeien en de luid blaffende hond die mij de modderige doorgang langs het weggespoelde wegdek willen versperren. Wat me wel tegenhoud is het kerkhof waar ik op uitkom. Dit is echt een doodlopende straat. Rechtsomkeer dus, en plots sta ik oog in oog met een grote stoet mensen die mijn richting uitkomen. āIk heb hier toch geen heiligschennis gepleegd?ā, flitst het door mijn hoofd. Dan zie ik de draagberrie die ze op hun schouders dragen, en het hoofd van de man dat van onder de dekens komt. Ik ben midden in een begrafenisstoet beland. Ik zet de motor stil aan de kant en laat de groep passeren. Dan schiet me te binnen wat ik gehoord heb: de mannen
worden zo begraven, de vrouwen beschermt men met een kist.
De volgende afslag heb ik meer geluk, een wegwijzer bevestigd de pijl op mijn GPS. Ik volg de weg tot even voor Taounate, en ga dan weer via kleine wegen de bergen in. Hier zijn ook de velden overstroomd en stukken straat weggespoeld. Kinderen staan bij het begin van een modderpoel luid roepend te supporteren en doen teken dat ik op het achterwiel erdoor moet rijden. Ik moet ze helaas teleurstellen, ik heb geen zin om hier onderuit te gaan. Wel krijgen ze een mooie boog van modder die opspat. De weg vervolgt langs een rivier die op verschillende plaatsen buiten haar oevers staat, waar ik ze moet kruisen is gelukkig een degelijke brug gebouwd. Even voor ik terug in de stad ben koop ik nog wat noten en dadels en eet ze op een rotsblok tussen de olijfbomen met zicht op de vallei op. Meer moet het voorlopig niet zijn. Na dit aperitief rij ik terug naar mijn stekje bij CafƩ Paris voor het avondeten. De parkeerwachter, een heel vriendelijke en beleefde jonge kerel zwaait al naar me. Het feit dat hij van mij dubbele fooi krijgt kan er voor iets tussen zitten.
Voldaan en moe keer ik terug naar mijn logies, waar de patron voor mij deze keer een fles van de beste parfum te koop heeft. Ik bekijk hem niet en zet het flesje gewoon aan de kant. Hij probeert nog even of hij mij zijden lakens kan verpatsen. Ik grom dat hij nu zijn mond moet houden of dat ik er voor zorg dat hij hem de eerste dagen niet meer kan opendoen. Na enkele minuten begint het door te sijpelen bij hem dat ik een slechte klant ben, en laat hij mij weer alleen.
Dinsdag 12 januari
De laatste dag hier. Het wordt tijd, want ik ben een beetje door de wegen in de buurt heen. EƩn richting moet ik nog verkennen en dat is naar Taza. Rechts van de hoofdweg beloofd de kaart mij nog enkele mooie baantjes. De weg klimt hier steil de bergen in, vrachtwagens en oude Mercedessen kruipen rokend naar boven, de stank van verbrande koppelingen komt mijn helm binnengewaaid.
Met de motor ben ik er echter zo voorbij. Het āvrachtwagen hoppenā gaat vlot, tot ik plots een politiecontrole met radar ontwaar. Het kan niet anders dan dat ze mij ook hebben zien komen. Als ik hen nader wuif ik vriendelijk, zij wuiven even vriendelijk weer, zo moest het bij ons ook gaan. Even verderop is er een omleiding bij wegenwerken. Al het verkeer rijdt stapvoets door de grote kuilen, voor mij is het fun om hier volgas door te vliegen. Een wegenwerker gewapend met een rode signaalvlag steekt vermanend zijn vinger op naar mij. Ik wuif, hij wuift terug.

Langs een groot stuwmeer rij ik weer de bergen in, door kleine dorpjes waar net massaās scholieren naar huis gaan. Hoe al deze kinderen in zoān klein dorpje kunnen wonen is mij een raadsel. Aan hun kledij te zien konden ze net zo goed bij ons uit een school komen. Een dertigtal kilometer verder stop ik nog in een vallei, naast een kudde schapen. Een boer is even verderop bezig het land te ploegen met een oude enkele ploeg, getrokken door een os. De zoon is aan het zaaien met de hand, puttend uit de grote voorschoot die hij als zak voor hem heeft gebonden. Het kon bij ons zijn, maar dan 100 jaar geleden. Het is hier rustig, enkel het busje dat mij nu voor de derde keer passeert toetert luid, chauffeur en passagier zwaaien enthousiast naar mij met een grote glimlach op hun gezicht. Ik blijf nog zitten om te genieten van deze beelden.

Om 19.00u lever ik de motor af bij het restaurant waar ik 4 dagen geleden ben langs geweest, en laat hem daar achter op een gesloten binnenkoer, zondag wordt hij opgepikt. Mijn gastheer komt mij ophalen, en terug op mijn kamer heeft hij deze keer niks te verkopen. Of hij heeft niks meer om, of hij heeft het door. Morgen om 7.30 u brengt hij mij naar de luchthaven, waar er een vliegtuig met vertraging mij terug naar huis zal brengen.
